Overzicht van de wijzigingen in de WAZO vanaf 1 januari 2015

In juli 2015 publiceerde Vijverberg al de wijzigingen in de WAZO tot 1 juli 2015. Voor een nadere beschrijving van die wijzigingen kunt u die publicatie lezen. Hieronder staat een korte omschrijving van die wijzigingen, aangevuld met de wijziging die vervolgens in 2016 zijn doorgevoerd in de WAZO. Voor zover de onderstaande wijzigingen een aanpassing in de toepassing van het ARAR noodzakelijk maken voorziet Circulaire 2017-0000135863 in de noodzakelijke aanpassingen.
 

  1. Per 1 januari 2015 geldt dat het bevallingsverlof bij ziekenhuisopname van het kind tijdens het bevallingsverlof wordt verlengd met een maximum van 10 weken. Hierbij geldt overigens dat de eerste zeven dagen van de ziekenhuisopname niet meetellen voor de verlenging van het bevallingsverlof. In geval sprake is van meerlingen die gelijktijdig in het ziekenhuis verblijven wordt deze tijd slechts voor één kind gerekend.
    In dit kader is het van belang in de gaten te houden dat wanneer een medewerkster uiterlijk tien weken nadat haar ontslag is verleend bevalt, zij het recht behoudt op de bevallingsuitkering en het hiervoor genoemde recht op verlenging van die uitkering in verband met de ziekenhuis opname van het kind.
     
  2. Ook geldt per 1 januari 2015 dat de laatste vier weken van het bevallingsverlof flexibel kunnen worden opgenomen. Dit betekent dat na de eerste periode van zes weken de medewerkster ervoor kan kiezen om de (in de regel) laatste vier weken flexibel op te nemen in een tijdvak van dertig weken. Slechts indien sprake is van zwaarwegende argumenten kan een werkgever besluiten niet in te stemmen met het verzoek van de medewerkster.
     
  3. Indien een medewerkster tijdens de bevalling of het bevallingsverlof overlijdt, dan heeft haar partner recht op het resterend deel van het bevallingsverlof en de salarisbetaling over deze periode. De partner moet wel bij een Nederlands bedrijf werken. Niet noodzakelijk is dat de partner ook in Nederland werkt. De werkgever van de partner betaalt het loon van de partner door en kan hiervoor een declaratie indienen bij het UWV. Indien de partner een uitkering ontvangt van het UWV, dan is het afhankelijk van de soort uitkering of de partner in aanmerking komt voor de overdracht van die uitkering. Ontvangt de partner een WIA-uitkering, dan komt de partner bijvoorbeeld niet in aanmerking voor overdracht van de uitkering van de overleden partner.
     
  4. Ten aanzien van het ouderschapsverlof, artikel 33g van het ARAR, is de voorwaarde komen te vervallen dat een medewerker pas een aanvraag voor ouderschap kan indienen vanaf het moment dat hij één jaar in dienst is. Let wel, het gaat hierbij om het aanvragen van onbetaald ouderschapsverlof. Voor zover de medewerker gebruik wil maken van betaald ouderschapsverlof, dan geldt onverkort dat pas een aanvraag kan worden ingediend vanaf het moment dat hij of zij één jaar in dienst is.
    Wanneer een ambtenaar uit dienst gaat en hij geniet ouderschapsverlof, dan kan hij de resterende uren van het ouderschapsverlof meenemen naar de nieuwe werkgever. De werkgever geeft op verzoek van de ambtenaar een verklaring af waaruit blijkt wat het restant aan ouderschapsverlof nog is.
     
  5. Ten aanzien van het adoptie- en pleegzorgverlof is per 1 januari 2015 vastgelegd dat dit eerder en gespreid kan worden opgenomen. Dit betekent dat het verlof vier weken voor de daadwerkelijke opname van het kind in het gezin kan ingaan. Het verlof kan naast ouderschapsverlof worden opgenomen en het UWV betaalt het verlof wanneer sprake is van een aaneengesloten opname van maximaal vier weken.
     
  6. Ten aanzien van het calamiteiten- en ander kort verzuim verlof geldt artikel 4:1 van de WAZO waarin dit is vastgelegd onverkort van toepassing is op ambtenaren binnen de sector Rijk. Wel relevant is te melden dat de personen waarvoor zorg- en calamiteitenverlof kan worden aangevraagd is uitgebreid. Betrof het in het verleden slechts personen in de directe familiaire omgeving. Per 1 januari 2015 is dit uitgebreid en geldt als criterium de personen die behoren tot de huishouding van de ambtenaar en degene met wie de ambtenaar anderszins een sociale relatie heeft. Conclusie: het bereik van het calamiteiten- en kort verzuim verlof is zeer ver opgerekt.
     
  7. Ten aanzien van het langdurig zorgverlof geldt dat deze verlofvorm per 1 juli 2015 is verruimd. Bovendien komt deze verlofvorm niet voor in het ARAR. De bepaling zoals opgenomen in de WAZO, artikel 5:9, geldt daarmee zonder aanpassing voor de rijksambtenaren. Het verlof kan worden aangevraagd voor de verzorging van een persoon die levensbedreigend ziek is of van iemand die verzorging nodig heeft in de zin van artikel 5:1, lid 2 van de WAZO. Ook bij het langdurig zorgverlof geldt dat met de aanpassing per 1 juli 2015 het verlof kan worden aangevraagd voor de personen die behoren tot de huishouding van de ambtenaar en degene met wie de ambtenaar anderszins een sociale relatie heeft. De ambtenaar kan het verlof opnemen op iedere wijze die hij of zij wenst, zolang er geen sprake is van een zwaarwegend dienstbelang dat zich hiertegen verzet.
     
  8. Per 1 april 2016 geldt ten slotte dat sprake is van specifiek zwangerschapsverlof bij meerlingen. Bij een zwangerschap van een meerling geldt als ingangsdatum van het zwangerschapsverlof tien weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling en dat specifieke zwangerschapsverlof duurt tot de datum van de bevalling.