Raad van State spreekt zich uit over haar bevoegdheid in onderwijszaken

Op 17 april 2024 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak in een onderwijszaak waarin ze eveneens inging op haar bevoegdheid om onderwijszaken te behandelen. De zaak was aangespannen door een studente die geen scriptie wilde schrijven en om een vervangende opdracht verzocht had.

In voorbereiding op deze zaak kwamen medewerkers van Vijverberg een tegenstrijdigheid op het spoor. In de Awb is een bijlage opgenomen waarin o.a. bepaalde besluiten zijn uitgezonderd van beroep. Bijvoorbeeld omdat het besluit zich niet leent voor beroep of de bestuursrechter niet bevoegd is. Zo ook besluiten op grond van artikel 7.61 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Dit artikel bepaalt dat het College van beroep voor de examens (CBE) bevoegd is om uitspraak te doen over beroepen die zijn ingesteld tegen o.a. de beslissingen van de examencommissie. Artikel 7.64 van de WHW bepaalt echter dat tegen een uitspraak van het CBE beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling. Zie hier dus de tegenstrijdigheid: de Awb zegt dat er geen beroep kan worden ingesteld en de WHW wel. 

Voorheen was alleen het College van beroep voor het hoger onderwijs (CBHO) bevoegd om onderwijszaken te behandelen maar dat is sinds kort bij de Afdeling neergelegd. Vanwege de bevoegdheid van het CBHO was in de bijlage bij de Awb bepaald dat de bestuursrechter niet bevoegd was. De Afdeling concludeert dat het een “omissie van de wetgever” is dat de Awb-bepaling nog bestaat. De Afdeling vindt zichzelf dus gewoon bevoegd om dit soort zaken te behandelen.

De Afdeling had deze tegenstrijdigheid ook op een andere manier kunnen oplossen. De Awb is een algemene wet, ook wel een lex generalis. De WHW is een bijzondere wet, ook wel een lex specialis. Volgens de regel lex specialis derogat legi generali gaat de bijzondere wet voor op de algemene wet. Het idee daarachter is dat algemene wetten (zoals de Awb) niet zijn bedacht met hele specifieke situaties in gedachte. Er moet dus van algemene wetgeving kunnen worden afgeweken in speciale wetgeving. Deze regel had de Afdeling dus ook kunnen toepassen of noemen om de tegenstrijdigheid van haar bevoegdheid weg te nemen.

De studente won haar zaak overigens niet. Het beroep was wel gegrond omdat er een motiveringsgebrek aan het besluit kleefde maar de Afdeling heeft zelf in de zaak voorzien en heeft het beroep van de studente bij het CBE ongegrond verklaard. De verweerder heeft in de stukken en ter zitting voldoende gemotiveerd waarom een alternatief voor de scriptie niet mogelijk is.