Geen benadeling klokkenluider bij niet verlengen tijdelijke arbeidsovereenkomst

In een recent gepubliceerde uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:2057) verzoekt een werkneemster betaling van een billijke vergoeding en een schadevergoeding. De werkneemster stelt zich op het standpunt dat haar arbeidsovereenkomst niet is verlengd door de melding die zij heeft gedaan van de misstanden bij haar werkgever, Eiffel B.V. (hierna: Eiffel). De kantonrechter wijst in eerste aanleg de verzoeken van de werkneemster af. Hoe oordeelt het hof?

De feiten in het kort

De werkneemster treedt op 1 juni 2021 in dienst als consultant bij Eiffel voor de duur van één jaar. Al snel na haar indiensttreding loopt zij tegen een aantal problemen aan, die zien op arbeidsvoorwaardelijke afspraken, de bedrijfsauto, werkinhoudelijke punten en de werkdruk. Naar aanleiding van deze problemen, start de werkneemster op eigen initiatief  een onderzoek naar haar werkzaamheden. Haar bevindingen deelt zij vervolgens met haar werkgever. Een paar maanden later krijgt de werkneemster te horen dat zij niet functioneert. Ook zijn een aantal punten van haar beoordeling afgetrokken. Kort hierna neemt de werkneemster contact op met de vertrouwenspersoon en doet zij een melding van de misstanden. De werkneemster en Eiffel proberen een gesprek in te plannen. Omdat dat niet lukt, deelt Eiffel aan de werkneemster mee dat haar arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Uiteindelijk vindt een gesprek plaats en deelt de werkneemster een document met daarin de vermeende misstanden binnen Eiffel. Ook dient zij een klacht in tegen twee personen binnen Eiffel. De klachtencommissie concludeert uiteindelijk dat de klachten inmiddels zijn opgepakt en dat de door de werkneemster gestelde benadeling bij gebrek aan onderbouwing niet is komen vast te staan. 

Hoewel partijen onderhandelen over een vaststellingsovereenkomst, worden zij het niet met elkaar eens. Kort hierna hoort de werkneemster dat een persoon binnen Eiffel zich negatief heeft uitgelaten over haar in contacten met derden, waardoor een derde partij heeft afgezien van een gesprek met haar.  De werkneemster verzoekt een billijke vergoeding en een schadevergoeding wegens schending van het beginsel van goed werkgeverschap. De kantonrechter wijst de verzoeken af. 

Hof: geen causaal verband tussen de meldingen en het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst

In hoger beroep beantwoordt het hof allereerst de vraag of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de kant van Eiffel. Het toekennen van een billijke vergoeding is namelijk alleen mogelijk als het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Dit is volgens het hof niet het geval. Daarbij overweegt het hof dat de werkneemster het merendeel van haar klachten al heeft gedeeld met een persoon binnen Eiffel. Die persoon heeft vervolgens aantoonbaar gevolg gegeven aan de klachten. Het hof overweegt verder dat onvoldoende is onderbouwd dat de werkneemster een slechtere beoordeling heeft gekregen vanwege de klachten en meldingen die zij heeft gedaan. Uit haar (goede) beoordeling volgt namelijk dat zij complimenten heeft gekregen, maar dat er ook verbeterpunten zijn. Daarnaast waren de personen die binnen Eiffel verantwoordelijk waren voor het besluit de arbeidsovereenkomst al dan niet te verlengen, op dat moment niet bekend met het feit dat de werkneemster op het punt stond om een officiële melding van vermeende misstanden te doen. Ook blijkt volgens het hof nergens uit dat bij het aangaan of tijdens het dienstverband door Eiffel een toezegging is gedaan om het dienstverband na afloop van de tijdelijke overeenkomst voort te zetten. Kortom: er bestaat geen causaal verband tussen de melding die werkneemster wilde doen en het eindigen van de arbeidsovereenkomst.  

Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding wegens schending van het beginsel van goed werkgeverschap, stelt het hof voorop dat afdeling 7.10.9 BW regelt voor welke (schade)vergoedingen een werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst in aanmerking kan komen. Voor de situatie in deze casus voorziet artikel 7:673 lid 9 sub a BW in een billijke vergoeding, naast een transitievergoeding. Dit betekent dat naast deze billijke vergoeding geen ruimte bestaat voor een (schade)vergoeding wegens schending van het beginsel van goed werkgeverschap in verband met het niet voortzetten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Omdat de werkneemster aan haar verzoek tot toekenning van een schadevergoeding dezelfde feiten ten grondslag legt als aan haar verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding, gaat het hof aan dit verzoek voorbij. Bovendien is niet vast komen te staan dat Eiffel zich negatief heeft uitgelaten over de werkneemster. Ook op die grond heeft de werkneemster dus geen recht op een schadevergoeding.