Aan een veertienjarige jongen die werd ontslagen, omdat hij het liet afweten op zijn zaterdagse bijbaantje in een slagerij, heeft de kantonrechter een ontslagvergoeding toegekend. De werkgever moet een bedrag van € 428,- betalen. Ook de proceskosten, van ruim € 892, komen voor rekening van de werkgever.
Bijbaantje
De veertienjarige jongen werkte sinds juni 2023 op zaterdagen in een van de winkels van een slagerij. Op 29 augustus 2023 liet de vader van de jongen weten dat hij die zaterdag niet zou komen werken. De bedrijfsleider ging hier niet mee akkoord. Als gevolg van de opening van een nieuwe winkel werd namelijk veel drukte verwacht, waardoor al het personeel nodig was. Werkgever reageerde dan ook: "Ik vind niet dat werk zomaar afgezegd kan worden, omdat er iets anders tussendoor komt."
De vader liet daarop weten dat zijn zoon echt niet kon komen en stuurde terug: "Ik vind je reactie eerlijk gezegd behoorlijk bot, zeker omdat je niet weet wat de reden is!"
Ontslag op staande voet
Zoals aangekondigd verscheen de veertienjarige medewerker inderdaad die zaterdag niet op zijn werk. Op telefoontjes van zijn werkgever kwam geen gehoor. Daarop volgde het WhatsApp-bericht: “Goedendag, ik heb je een aantal keer gebeld, maar kon je niet bereiken. Afgelopen zaterdag had je moeten werken met de opening. Je was er echter niet. Bij deze gaan we er direct mee stoppen.”
De veertienjarige medewerker en zijn vader namen daarop een advocaat in de arm en stapten naar de kantonrechter. Volgens hen was sprake van een onterecht ontslag op staande voet waardoor de jongen recht zou hebben op verschillende ontslagvergoedingen.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet inderdaad onterecht gegeven was. Werkgever had op zijn minst een gesprek met de jongen moeten voeren over het voorval of moeten volstaan met een waarschuwing. Daarbij kwalificeerde de rechter het één keer niet op werk verschijnen niet als een dringende reden. De kantonrechter veroordeelde de werkgever dan ook tot betaling van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging in de proceskosten.