Vergoeding ontslagkosten door subsidiegever na beëindiging van subsidie?

Bestuursrecht

Na beëindiging van subsidie door een overheidsorganisatie kan de gesubsidieerde instelling gedwongen zijn over te gaan tot ontslag van werknemers. Is de instelling eigenrisicodrager voor de werkloosheidsuitkeringen (een B3-instelling) of zijn bovenwettelijke ontslagvergoedingen verschuldigd, dan kunnen de kosten zodanig oplopen dat de instelling financieel ten onder gaat. De werknemers lopen dan het risico dat zij hun aanspraken op werkloosheidsuitkeringen niet (volledig) kunnen realiseren. Een welzijnsinstelling die langs civielrechtelijke weg de gemeente wilde aanspreken voor de werkloosheidsuitkeringen, ving recent bot bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (16 juni 2015, ECLI:N::GHSHE:2015:2184).

Garantstelling door subsidiegever

De welzijnsinstelling was (vrijwel) geheel afhankelijk van subsidie door een gemeente en werd geconfronteerd met een teruglopende subsidie. Al in 1999 was met de gemeente gecorrespondeerd over de verplichtingen van de instelling jegens haar personeel. De gemeente schreef ‘mocht uw bestuur om een andere reden dan faillissement met zijn activiteiten stoppen, dan rust op het bestuur en de subsidiënten de plicht te voorzien in de verplichtingen van de instelling jegens het personeel. Wij staan daarvoor als belangrijkste subsidiënt garant.’

€ 2,5 mln kosten massaontslag

Gelet op een (gedeeltelijke) beëindiging van de subsidie roept de instelling in 2010 de garantstelling in, maar de gemeente ontkent dat de passage uit 1999 een algemene garantstelling zou bevatten. In verband met verdere bezuinigingen gaat de instelling uiteindelijk over tot ontslag van alle 145 medewerkers. De toepasselijke CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening kent een bovenwettelijke ontslagvergoeding, die voor de ontslagen werknemers oploopt tot een bedrag van 2,5 miljoen euro. Omdat de instelling niet in staat is deze CAO-verplichting jegens haar voormalige werknemers na te komen, tracht zij langs civiele weg de gemeente aan te spreken voor deze kosten.

Bestuursrechtelijke weg niet afgewandeld

Het standpunt van de welzijnsinstelling dat de garantstelling in 1999 zou moeten leiden tot financiering van de ontslagvergoedingen wordt door het hof eerst langs de bestuursrechtelijke lat gelegd. Het hof constateert dat de instelling geen (bestuursrechtelijk) beroep heeft ingesteld nadat het bezwaar tegen de aankondiging tot beëindiging van de subsidie ongegrond werd verklaard. Dat besluit heeft daarmee formele rechtskracht verkregen. Evenmin is bij de gemeente een aanvraag gedaan tot vergoeding van de frictiekosten. De instelling heeft de bestuursrechtelijke weg daarmee niet uitgelopen. Overigens is de jurisprudentie van de bestuursrechter in algemene zin weinig hoopgevend als het gaat om subsidiëring of vergoeding van personele frictiekosten als gevolg van beëindiging van de subsidierelatie. Zie onze update Bestuursrecht 2012/1.

Toezegging van de gemeente buiten de subsidierelatie om?

Het hof onderzoekt of de gemeente, buiten de subsidierelatie om, tot vergoeding van de frictiekosten verplicht zou zijn. Het hof overweegt dat de garantstelling uit 1999 daarvoor onvoldoende is. Voor een dergelijke verstrekkende garantstelling is een solide onderbouwing vereist en die kan niet uit een enkele zin uit correspondentie met de gemeente worden afgeleid, terwijl de frictiekosten voortvloeiden uit een nadien in werking getreden CAO. Het hof is van mening dat een dergelijke garantstelling duidelijk moet zijn overeengekomen.

Handelt de gemeente onrechtmatig?

De stelling dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de frictiekosten, ook buiten een toezegging om, niet voor haar rekening te nemen, wordt afgewezen. Het hof overweegt dat de gemeente de verplichting had op zorgvuldige wijze de subsidieverhouding te beëindigen en dat niet is vastgesteld dat daaraan gebreken kleven. De gemeente heeft geen maatschappelijke norm overschreden met de weigering de ontslagvergoedingen voor haar rekening te nemen. De gemeente handelt evenmin onzorgvuldig als zij weigert het probleem van de instelling op te lossen.

De instelling is daarmee in hoger beroep niet geslaagd de rekening van de frictiekosten voor haar voormalige werknemers bij de gemeente neer te leggen.

Tips voor de praktijk

  • Leg als subsidiegever en als gesubsidieerde instelling expliciet vast of de subsidiegever zich garant stelt voor (een bijdrage) aan financiële verplichtingen jegens de werknemers bij krimp of faillissement.
  • Vertrouw als gesubsidieerde instelling niet op een vage toezegging of tussenzin in oude correspondentie om het bestaan van een garantstelling te veronderstellen. Omgekeerd betekent een vage tekst uit het grijs verleden voor de subsidiegever niet per se dat een garantstelling van toepassing is.
  • Benut als gesubsidieerde instelling bij beëindiging van subsidie ook altijd de bestuursrechtelijke weg om een garantstelling bij de subsidiegever aan de orde te stellen.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties