Het recht op privacy en kentekenparkeren

Bestuursrecht

Bij het hanteren van een systeem waarbij het kenteken ingevoerd moet worden om het parkeergeld te kunnen voldoen, is geen sprake van een onrechtmatige inbreuk op het recht op privacy. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam gaat in haar uitspraak van 21 september 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:5976) mee in de lijn van een eerdere uitspraak van het gerechtshof Amsterdam.

Recht op privacy: de casus

Per 1 juli 2013 heeft de gemeente Amsterdam een systeem voor digitaal parkeren ingevoerd waarbij gebruik wordt gemaakt van het zogenaamde kentekenparkeren. Bij de parkeerautomaat wordt het kenteken van de auto ingevoerd ter vervanging van het bekende parkeerkaartje achter de voorruit. Door de kentekens van geparkeerde auto’s te scannen, checkt de parkeercontroleur of het parkeergeld is betaald. Een geregeld bezoeker van de hoofdstad (eiser) stelt zich onder meer op het standpunt dat het kentekenparkeren een onrechtmatige inbreuk op de privacy maakt.

Persoonsgegevens: herleidbaar tot een natuurlijk persoon?

De voorzieningenrechter volgt in deze zaak een eerdere uitspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2016:146). Het gerechtshof overweegt in die uitspraak dat gewerkt wordt met versleutelde kentekens. Alleen op het moment dat geen of te weinig parkeergeld is betaald, wordt de versleuteling ongedaan gemaakt en wordt de heffingsambtenaar geïnformeerd. De heffingsambtenaar vraagt vervolgens bij de RDW op basis van het kenteken de persoonsgegevens op teneinde een naheffingsaanslag op te leggen.

Zolang de kentekengegevens zijn versleuteld, zijn deze niet tot een natuurlijk persoon herleidbaar en daarmee geen persoonsgegevens op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Pas op het moment dat het systeem aangeeft dat ten behoeve van het versleutelde kenteken geen parkeergeld is betaald, wordt het kenteken onversleuteld aan de heffingsambtenaar aangeboden en kunnen bij de RDW de persoonsgegevens worden opgevraagd. In die situatie is wel sprake van een tot de persoon herleidbaar gegeven en dus van een persoonsgegeven op grond van de Wbp.

Verwerking persoonsgegevens noodzakelijk voor publiekrechtelijke taak?

Het gerechtshof is van oordeel dat de verwerking van deze persoonsgegevens als noodzakelijk voor de vervulling van de publiekrechtelijke taak kan worden aangemerkt, gelet op het doel van de verwerking, het karakter van de gegevens en de gehanteerde waarborgen in het systeem. De Wbp staat daarom toe dat deze gegevens worden verwerkt (artikel 8, onder e, Wbp). Dat belanghebbende geen toestemming heeft gegeven voor het verwerken van het kentekengegeven doet daar niet aan af, omdat het ondubbelzinnig verlenen van toestemming op grond van de Wbp geen aanvullend vereiste is.

Ook andere methoden beschikbaar?

De voorzieningenrechter wijst er aanvullend nog op dat de gemeente keuzevrijheid heeft bij het maken van de afweging welk systeem zij wil hanteren voor het voldoen van de parkeerbelasting. Dat er ook andere methoden beschikbaar zijn, zoals nummervakparkeren of het vertrouwde systeem van parkeerkaartjes doet daar niet aan af. De voorzieningenrechter concludeert dat alleen wanneer de gemeente in redelijkheid niet tot de gemaakte keuze voor het kentekenparkeren had kunnen komen, een rechter kan ingrijpen. In dit geval geeft de gemaakte keuze daartoe geen aanleiding. De voorzieningenrechter motiveert deze conclusie verder niet, maar in de eerdere uitspraak van het gerechtshof wordt wel ingegaan op de achterliggende reden van de keuze voor het kentekenparkeren. Gewezen wordt op het vergroten van het economisch welzijn van de gemeente doordat belastingheffing tegen lagere kosten kan plaatsvinden en fraude met parkeerkaartjes bestreden kan worden.  

Recht op respect voor privé- en familieleven

Over de vraag of het opvragen van het kenteken strijd oplevert met het recht op respect voor privé- en familieleven (artikel 8, eerste lid, van het EVRM) spreekt het gerechtshof zich niet expliciet uit. Maar als al sprake zou zijn van strijd met dat recht, dan is het gerechtshof van oordeel dat de uitzonderingsgronden uit het tweede lid van artikel 8 van toepassing zijn. Een inmenging in het privéleven is volgens deze uitzonderingsgronden toegestaan indien dat bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van het economisch welzijn van het land. Daarvan is naar het oordeel van het gerechtshof in dit geval sprake. Het gehanteerde systeem is dan ook niet in strijd met het EVRM of de Wbp. De voorzieningenrechter volgt het gerechtshof in deze conclusie.

Tips voor de praktijk

  • Houd er bij het inrichten van systemen en het bijhouden van gegevens ten behoeve van de dagelijkse praktijk rekening mee dat sprake kan zijn van het verwerken van persoonsgegevens waarop de Wbp van toepassing is (en met ingang van 28 mei 2018 de Algemene Verordening Gegevensbescherming).  
  • Zorg bij de keuze van een systeem van kentekenparkeren voor voldoende waarborgen voor de bescherming van de privacy bij het verwerken van de persoonsgegevens.
  • Houd er rekening mee dat indien bij het gebruik maken van kentekenparkeren geen of een foutief kenteken wordt ingevoerd, maar wel het parkeergeld wordt betaald, geen naheffing kan worden opgelegd. Indien toch een naheffing wordt opgelegd, kan een bezwaar- of beroepsprocedure tot de conclusie leiden dat de naheffing ten onrechte is opgelegd.

Ontvang onze publicaties

Ontvang ons cursusaanbod

Volg ons op social media

Gerelateerde publicaties